Met 20 kilo aan sportschoenen stap ik op 5 december op het vliegtuig naar Kaapstad. Aan sommige schoenen hangt zelfs een leuk kaartje van de vorige eigenaar. Mijn oproep op Facebook werd ruim 50 keer gedeeld en in een week tijd zat ik aan het maximum van 40 paar sportschoenen.
Het was nog even spannend, want kort na de ontdekking van de Omikronvariant werd mijn vlucht met Turkish Airways geannuleerd. Ook Nederland stelt een vliegverbod van Zuid-Afrika naar Nederland in, maar niet voor Nederlanders. De KLM brengt mij dus keurig in 11 uur van Amsterdam naar Kaapstad. De sportschoenen zijn bestemd voor SCORE, ik wilde niet met lege handen aankomen.
In mijn jeugdherberg in Green Point, de wijk waar het grote WK voetbalstadion staat, vind ik een gespierde donkere man achter de receptie. Abongile Delo vertelt mij hoe hij opgroeide met SCORE. Hij werd geboren in Khayelitsha, de grote township van Kaapstad en ging naar de Kukhanyile Primary School. Na schooltijd nam hij deel aan veel sportactiviteiten, georganiseerd door SCORE. SCORE trainde hem ook om coach te worden, maar hij speelde graag rugby en bleek daar heel goed in te zijn. In het rugby team van Khayelitsha viel hij op en hij mocht spelen voor het Western Province rugbyteam, het professionele team van Kaapstad. Uiteindelijk bleek hij zo goed dat hij in Canada mocht spelen.
Het reizen beviel hem en na zijn carrière als rugbyspeler belandde hij in Vietnam, waar hij vijf jaar woonde. Hij dacht bouwvakker te worden, maar in Vietnam werkte hij in een jeugdherberg en dat beviel erg goed. Na de uitbraak van het Coronavirus wilde Vietnam alle buitenlanders zo veel mogelijk het land uit. Als donkere Afrikaan in Vietnam, viel hij duidelijk op als buitenlander. Velo keerde terug naar zijn vaderland en zijn geliefde Kaapstad, waar hij zijn werk in de receptie van een jeugdherberg voortzette.
Het verhaal geeft mij kippenvel. Dit succesverhaal is precies wat SCORE voor ogen heeft, waarom ze zo hun best doen om de kinderen uit de Townships uit de cirkel van armoede te halen.
Het centrum van Kaapstad is vrij compact en goed te belopen. Rond het centrum liggen verschillende heuvels en ook de Tafelberg. Samen met mijn vriend beklim ik de Signal Hill, aan de andere kant dalen we af naar Bo-Kaap, het deel van de stad waar de bewoners hun huizen in felle kleuren geschilderd hebben. We proberen onze weg te vinden richting de Vicotria en Albert Waterfront, de oude haven waar nu een groot winkelcentrum en heel veel restaurants zijn.
We lopen een beetje op de gok in de juiste richting en kijken zo nu en eens op de kaart op de telefoon. We stuiten op de snelweg, hoe komen we hier overheen of onderdoor? Een dakloze man komt op ons toegelopen, hij zou net gaan inchecken bij de ‘The Haven Night Shelter’. “Kom ik laat jullie wel even zien, waar je langs kunt, hoe je onder de snelweg doorloopt”, oppert de uiterst vriendelijke man. Onder de snelweg zijn allemaal grote scherpe stenen neergelegd, om te voorkomen dat daklozen hier hun tentje opzetten.
Twee minuten later staan we op de Waterfront, waar we de ene luxe winkel na de andere passeren en iedereen gezellig op terras aan het water zit te eten. Het is een stad van grote extremen.
Op weg terug naar de jeugdherberg, lopen we langs het enorme stadion, dat gebouwd is voor het WK in 2010, maar al heel lang niet meer gebruikt wordt. Aan de overkant van de straat zien we rommelige tentjes en doeken, waaronder mensen leven. Het is de trieste realiteit. Deze mensen hebben het niet gered om aan de cirkel van armoede te ontsnappen. Het coronavirus heeft ook een grote inpakt op de economie en vooral op de armere Zuid-Afrikanen, er zijn veel meer daklozen dan twee jaar geleden en dat is duidelijk te zien in het straatbeeld.
Stefan Howels, de directeur van SCORE, komt persoonlijk langs. In de receptie van mijn jeugdherberg ontmoet hij Abongile Delo en luistert aandachtig naar zijn verhaal. Op het moment dat ik Stefan de tas vol schoenen overhandig, merk ik aan alles dat hij oprecht erg blij is. Hij wist niets van deze verassing. “Maar hoe ben je hiermee voorbij de douane gekomen?”, vraagt hij helemaal verbaasd. “Ik heb een vrij onschuldig gezicht”, is mijn antwoord. We laden de mooie gekleurde sportschoenen in de auto van Stefan. In gedachte ziet hij de gezichten van de kinderen, die hij hier heel blij mee kan maken, al voor zich.